- pak
- {{pak}}{{/term}}1 [algemeen]paquet 〈m.〉2 [kostuum] costume 〈m.〉♦voorbeelden:1 een pak melk • une brique de laiteen pak oud papier • un paquet de vieux papierseen pak sneeuw • un paquet de neige〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 met pak en zak vertrekken • partir avec armes et bagagesde prijs staat op het pak • le prix est indiqué sur l'emballage2 een nat pak halen • 〈nat regenen〉 recevoir une douche; 〈in het water vallen〉 prendre un bain forcégoed in het pak zitten • être bien habillé¶ een pak rammel, ransel • une racléeeen pak slaag krijgen • recevoir une racléeiemand een pak slaag geven, toedienen • donner une raclée à qn.bij de pakken neerzitten • baisser les brasiemand een pak op zijn donder, sodemieter, verdommenis geven • flanquer une rossée à qn.; 〈figuurlijk〉 engueuler qn.dat is een pak van mijn hart • cela m'enlève un poids du coeuriemand een pak van het hart afnemen • enlever un poids à qn.moet je een pak voor je billen, je broek? • tu veux une fessée?
Deens-Russisch woordenboek. 2015.